De pagina wordt geladen...
Sinds de inwerkingtreding van de WAB worstelen werkgevers met de jaarurennorm. Wanneer de jaarurennorm op de juiste manier wordt toegepast, kan dit namelijk uitkomst bieden voor het toepassen van de lage WW-premie en het aanbod voor de vaste urenomvang nadat u een oproepkracht 12 maanden in dienst hebt. Maar waar moet u op letten bij het gebruik van de jaarurennorm?
Met de komst van de WAB is een aantal nieuwe verplichtingen aan werkgevers opgelegd. Zo moet u een oproepkracht een aanbod doen voor een vast aantal uren nadat hij 12 maanden voor u heeft gewerkt. Ook is de sectorpremie voor de WW afgeschaft en is een premie geïntroduceerd naar type contract. Hierover leest u meer in dit dossier.
In beide situaties zou de jaarurennorm uitkomst kunnen bieden. Wanneer u gebruikmaakt van een jaarurennorm spreekt u namelijk een vast aantal uren af per jaar. De medewerker weet dus hoeveel uren hij in een jaar moet maken, maar de uren waarop daadwerkelijk gewerkt wordt, zijn flexibel inzetbaar over het jaar. Daar staat wel tegenover dat het loon gelijkmatig over de maanden van het jaar gespreid moet zijn. De medewerker ontvangt dus elke maand hetzelfde loon, maar de gewerkte uren kunnen per week verschillen. Wanneer u hieraan voldoet, is er volgens de wet geen sprake meer van een oproepovereenkomst, maar van een overeenkomst waarin de omvang van de te verrichten arbeid eenduidig is vastgelegd, namelijk in één aantal uren over een periode van ten hoogste een jaar.
Voordeel van het gebruik van de jaarurennorm is dat de medewerker een vast salaris heeft. Hij krijgt immers elke maand hetzelfde salaris uitbetaald. De werkgever heeft vervolgens de mogelijkheid om de medewerker flexibel in te zetten, binnen de afgesproken bandbreedte. Bovendien is het met de juiste toepassing van de jaarurennorm mogelijk om de lage WW-premie toe te passen wanneer u de medewerker een schriftelijk contract voor onbepaalde tijd aanbiedt. Met gebruikmaking van de jaarurennorm kunt u ook voldoen aan de plicht tot het doen van een aanbod voor een vaste arbeidsomvang wanneer een oproepkracht 12 maanden voor u heeft gewerkt, terwijl de medewerker wel flexibel inzetbaar blijft.
Naast de voordelen heeft de jaarurensystematiek ook nadelen. Zo vergt de jaarurensystematiek dat u een goede administratie bijhoudt of de medewerker plus- of minuren opbouwt. Dit neemt tijd in beslag.
En wat gebeurt er als de medewerker in het jaar minder uren heeft gemaakt dan afgesproken? Min-uren kunnen namelijk niet zomaar worden ingehaald. Wanneer u de min-uren doorschuift naar een volgend jaar wordt de overeengekomen arbeidsomvang namelijk gespreid over een periode van meer dan een jaar. Volgens de wet is dan sprake van een oproepovereenkomst. U zult min-uren in dat geval dus moeten kwijtschelden of verrekenen. Verrekenen van min-uren is echter alleen toegestaan wanneer de min-uren zijn ontstaan door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de medewerker hoort te komen.
Het kan ook voorkomen dat een medewerker halverwege het jaar uit dienst gaat en te weinig uren heeft gewerkt voor het ontvangen salaris. De werkgever heeft in dat geval een vordering op de medewerker en zal dit willen verrekenen bij de eindafrekening. De mogelijkheden tot verrekening bij de eindafrekening kunnen echter beperkt zijn, afhankelijk van de situatie.
Om deze risico’s te beperken zou u ook kunnen werken met een referteperiode die korter is dan een jaar, bijvoorbeeld een half jaar. Met een referteperiode van een half jaar kunnen de min-uren namelijk wel doorgeschoven worden naar de volgende referteperiode, omdat het jaar daarmee niet overschreden wordt.
Het is ook mogelijk dat de medewerker meer werkt dan afgesproken. Voor de hoogte van de WW-premie moet u uitkijken dat u een medewerker niet meer dan 30% laat werken dan vooraf afgesproken wanneer hij gemiddeld minder dan 35 uur in de week werkt. In dat geval wordt de arbeidsovereenkomst namelijk toch gezien als een oproepovereenkomst en bent u alsnog met terugwerkende kracht de hogere WW-premie verschuldigd over alle gewerkte uren.
U moet ook uitkijken met het tussentijds uitbetalen van meer- of overwerk. De Belastingdienst is namelijk van mening dat er sprake is van een oproepovereenkomst wanneer meer- of overuren gedurende het refertejaar tussentijds worden uitbetaald. Het loon is daardoor namelijk niet meer gelijkmatig gespreid over het jaar, maar verschilt per maand.
Aan het einde van het refertejaar mag u de meer- of overuren uitbetalen. U kunt deze uren ook doorschuiven naar het volgende jaar. Het aantal te werken uren voor dat jaar wordt dan verminderd met de meer- of overuren uit het vorige jaar.
Heeft u vragen over het toepassen van de jaarurennorm? Neem dan contact op met BOVAG Ledenadvies via 030 – 65 95 300 of ledenadvies@bovag.nl.