De pagina wordt geladen...
In 2018 was de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe personenauto’s in Nederland 105,5 gram per kilometer, terwijl dat een jaar eerder nog 108,3 gram was. Daarmee is ons land voor het eerst sinds 2015 weer Europees koploper in de verkoop van zuinige auto’s, zo blijkt uit de nieuwe editie van Mobiliteit in Cijfers Auto’s van BOVAG en RAI Vereniging. Op hekkensluiter Estland na is Nederland het enige EU-land waar de CO2-uitstoot van nieuwe auto’s vorig jaar daalde.
Tussen 2008 en 2015 daalde de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe auto’s in Nederland jaar op jaar, totdat de fiscale voordelen voor zakelijke rijders met plug-in hybrides werden versoberd. Met 101,2 gram per kilometer stond Nederland in 2015 fier bovenaan de Europese ranglijst en volgden Portugal, Denemarken en Griekenland op gepaste afstand. Met het verdwijnen van belastingvoordelen verdween ook die koppositie en zakte Nederland in 2016 naar de tweede en in 2017 naar de derde plek. Mede door de verkoop van 23.985 uitstootvrije, elektrische auto’s in 2018, oftewel 5,4 procent van het totaal, daalde de gemiddelde CO2-uitstoot naar 105,5 gram per kilometer. Directe buurlanden België (waar vorig jaar met bijna 550.000 stuks ruim 100.000 méér nieuwe auto’s werden verkocht dan in Nederland) en Duitsland (ruim 3,4 miljoen nieuwe auto’s) scoorden met respectievelijk 119,5 en 129,9 gram CO2 per kilometer beduidend slechter. Alleen in Luxemburg en Estland stoten nieuwe auto’s nog meer CO2 uit dan bij onze Oosterburen.
Hoewel in Nederland in 2018 de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe auto’s het laagst van heel Europa was, stegen de rijksinkomsten uit de aanschafbelasting BPM in 2018 ten opzichte van het jaar ervoor met 13,5 procent tot bijna 2,3 miljard euro. De BPM per auto is juist gebaseerd op de CO2-uitstoot, maar ondanks de afname daarin moesten autokopers in 2018 gemiddeld bijna 500 euro meer BPM afdragen dan in 2017. Met name de onbedoelde fiscale gevolgen van de nieuwe Europese emissietest WLTP sinds september 2018 waren debet aan de stijging van de BPM. Voor identieke voertuigen gold plotseling een hogere CO2-waarde en daarmee ook een hoger BPM-bedrag, terwijl de politieke belofte was dat WLTP géén fiscale consequenties zou hebben.