Om maar met de deur in huis te vallen: wat heeft u met mobiliteit?
”Mobiliteit zit in de genen van mijn familie. In ons gezin zijn die genen wel vooral naar mijn broertje Martijn gegaan. Hij heeft onder meer gewerkt voor Citroën, Leaseplan, MAN en Louwman & Parqui en hij werkte met George Seitzinger (bondspenningmeester van BOVAG – red.) aan een start-up in de automotive. Die genen zijn trouwens vooral afkomstig van onze opa van mijn moederskant, Jan Eijsink. Hij was smid in Haaksbergen, het dorp waar ik ben opgegroeid. Naar regionaal gebruik heette hij dus Smid Eijsink. In zijn werkplaats besloeg hij paarden, verkocht hij fietsen en repareerde hij tractoren. Voor de oorlog verkocht hij ook motorfietsen, onder meer van Eysink. In onze familie zijn we nog steeds aan het zoeken of die vrijwel identieke naam duidt op een familieband. Aan die motoren kleven in elk geval mooie verhalen. In het dorp was mijn opa een van de eersten met een mooie grote motor, een Eysink Alpenjager. Op die motor reed hij naar Boer Zuthof, waar hij mijn oma heeft ontmoet, en reed daar dan gevaarlijk snel het erf op om indruk te maken. Tot hij op een dag onderuitging. Boer Zuthof heeft daarop bij mijn overgrootvader geklaagd over het rijgedrag van zijn zoon. Mijn opa moest toen de motor inleveren. Hij kreeg niet veel later wel een auto, een Continental, waarmee hij ook een van de eersten in het dorp was, dus hij is er niet echt op achteruitgegaan. Later, aan het begin van de oorlog, hield mijn opa op met de verkoop van motoren. Zijn laatst verkochte motor, een Eysink jubileum-model uit 1940, kreeg hij weer terug van de klant, die hem vanwege de crisis niet meer wilde afnemen. Dat is op dit moment misschien wel erg herkenbaar, denk ik. Mijn opa was als de dood dat de Duitsers zijn motor zouden vorderen. Hij heeft hem in stukken verborgen op de boerderij en na de oorlog weer in elkaar gezet. Daarna is de motor overgegaan op zijn enige zoon, mijn oom Ben Eijsink, in Deventer. Die heeft hem nu perfect gereviseerd: de motor doet het nog steeds.”